Pixar

pixar logo

Het was dé bioscoophit van 1995: Disneys Toy Story. Wereldwijd maakten kinderen én volwassenen kennis met de cowboypop Woody, de ruimtevaartfiguur Buzz Lightyear en hun vele speelgoedvrienden die uit alle macht proberen bij hun eigenaar, het jongetje Andy, te blijven als die gaat verhuizen met zijn ouders. De film markeert het begin van een ware Toy Story-rage. Maar bovenal betekent hij als eerste computergeanimeerde avondvullende film de doorbraak van de animatiestudio Pixar.

Het begon allemaal bij George Lucas

De oorsprong van Pixar ligt in de filmstudio van George Lucas, de man achter de Star Wars-films. Onder de naam The Graphics Group werden vanaf 1979 onder leiding van de computerwetenschapper Edwin Catmull de mogelijkheden van de computer op het gebied van animatie verkend en ontwikkeld. In 1980 voegde Alvy Ray Smith zich bij Catmulls team. Samen boekten ze vele successen op het gebied van computeranimatie, zoals de ‘Genesis Effect’ scène uit Star Trek II: The Wrath of Khan (1982). Deze scène bestaat uit één lang shot langs de oppervlakte van een planeet die onder invloed van het zogenaamde ‘Genesis Device’ zowel bewoonbaar kan worden gemaakt als volledig worden vernietigd. Nog nooit eerder was er een dergelijke volledig computergeanimeerde scène in de bioscopen te zien geweest. Ondanks dit soort doorbraken besloot Lucas, voornamelijk vanwege geldproblemen, The Graphics Group in 1986 van de hand te doen. Hij verkocht The Graphics Group voor vijf miljoen dollar aan de man die net ontslagen was bij Apple: Steve Jobs, die er nog eens vijf miljoen in zou investeren. De eerdere divisie van Lucasfilm ging onafhankelijk verder onder de naam Pixar. Deze naam zou bedacht zijn door Alvy Ray Smith die samen met Edwin Catmull en Steve Jobs de raad van bestuur ging vormen van het nieuwe bedrijf. Als Spaans neologisme zou pixar ‘het maken van plaatjes’ betekenen. Daarnaast lijkt het sterk op het woord pixel, wat de relatie met de computertechnologie aangeeft.

In eerste instantie richtte Pixar zich vooral op de verkoop van de Pixar Image Computer. Deze computer was ontwikkeld door The Graphics Group om betere animaties in hogere resoluties te kunnen ontwikkelen. Onder Jobs werd de computer voor het eerst commercieel verkrijgbaar. Pixar richtte zich niet alleen op de filmwereld, maar ook op andere markten die belang hadden bij hoogstaande visualisatietechnieken, zoals de medische en de meteorologische wereld. De verkoopresultaten vielen echter tegen. Het enige bedrijf dat wél grootafnemer was van de computer was Walt Disney.

Een haat-liefde verhouding

Walt Disney gebruikte de Pixar Image Computer bij de ontwikkeling van het Computer Animation Production System. Dit systeem was bedoeld om getekende animaties in 2D te integreren in een digitale omgeving waarin effecten konden worden aangebracht die in een analoge omgeving nooit mogelijk zouden zijn. De mensen van Pixar leverden niet alleen de techniek voor dit systeem maar dachten ook actief mee tijdens de ontwikkeling ervan. Deze relatie met Walt Disney loopt als een rode draad door de bedrijfsgeschiedenis van Pixar heen. Ze ving al aan in de tijd onder Lucasfilm als oud-werknemer van Disney, John Lasseter, in 1983 Catmulls team komt versterken en is tot op de dag van vandaag een gegeven. Na het CAPS project kwamen de twee bedrijven in 1991 tot een akkoord over een nog nauwere samenwerking. Pixar zou drie volledig computergeanimeerde films maken waarvan Walt Disney de marketing en distributie voor zijn rekening zou nemen. De eerste van deze drie films, Toy Story, kwam uit in 1995 en was een onverwacht groot succes met een ‘Special Achievement’ Oscar als kroon op het werk.

Rondom de opvolger van deze film, Toy Story 2 ontstond echter onenigheid tussen Disney en Pixar. Wat vooral stak was dat hoewel de baten en kosten eerlijk verdeeld werden over de twee bedrijven, Disney het auteursrecht op de verhalen en de personages alleen in handen had. Toen Disney besloot om van Toy Story 2 toch een bioscoopfilm te maken, maar de film niet als één van de drie films wou laten gelden die Pixar had toegezegd te maken, betekende dat het definitieve eind van de harmonie. Pixar bleef films voor Disney maken zoals Monsters Inc. (2001) en Finding Nemo (2003), maar de spanning tussen vooral Steve Jobs en Disney-directeur Michael Eisner liep almaar verder op. Pas toen Eisner in 2005 het veld moest ruimen kwamen de onderhandelingen over een nieuw samenwerkingsverband weer op gang. Op 24 januari 2006 werd het nieuws naar buiten gebracht dat Pixar zou worden overgenomen door Walt Disney. John Lasseter en Edwin Catmull kregen de supervisie over zowel de Disney als de Pixar studio’s (Alvy Ray Smith had Pixar in 1991 al verlaten na een ruzie met Jobs). Steve Jobs werd in één klap de grootste aandeelhouder in Walt Disney en kreeg een plek binnen de bestuursraad. Heel belangrijk was daarnaast dat alle films in het vervolg werden uitgebracht onder het Disney-Pixar merk. Zo was de jarenlange samenwerking nu voor het eerst duidelijk zichtbaar op de filmaffiches.

Van André & Wally B tot Brave

In al die jaren heeft Pixar een indrukwekkend oeuvre weten op te bouwen. Het officieuze debuut was The Adventures of André & Wally B uit 1985 toen John Lasseter en Alvy Ray Smith die hem bijstond nog deel uitmaakten van The Graphics Group. De verhaallijn is simpel: de figuur André wordt in het bos wakker gemaakt door de bij Wally B. die hem wil steken, maar dat duur moet bekopen. Maar de achterliggende techniek is alles behalve simpel. Verschillende effecten zoals schaduwen die zich aanpassen aan de vorm van het object waar ze bij horen en complexe achtergronden in 3D waren namelijk nog nooit eerder verwezenlijkt waardoor deze korte film een doorbraak in de animatiewereld was. Na The Adventures of André & Wally B. volgden nog vele andere korte films, zoals de eerste korte film die officieel onder de Pixar-vlag werd geproduceerd: Luxo jr. (1986) over een kleine bureaulamp die met een bal speelt. Deze bureaulamp is tevens het logo van Pixar geworden. Maar Pixar is toch vooral bekend geworden van de computergeanimeerde speelfilms die de studio in opdracht van Disney maakte. Te beginnen met Toy Story.

Ook al betreft het animatie, de grote technische uitdaging voor de makers is om de films zo levensecht mogelijk te maken. Aangezien de hoofdfiguren in Toy Story grotendeels niet al te complexe plastic poppen waren, maakte dit het animeren iets gemakkelijker. Maar dat het mogelijk was om binnen een niet al te lange tijd (de deal met Disney werd gemaakt in 1991, de film kwam uit in 1995) zo’n lange, boeiende animatiefilm te maken had niemand daarvoor voor mogelijk gehouden. De film won niet voor niets een Oscar voor een speciale verdienste voor de filmwereld. Alleen kon niet elke film over plastic poppen gaan dus moest Pixar steeds nieuwe animatiegrenzen verleggen. Want hoe meer aparte onderdelen er in één frame afzonderlijk van elkaar geanimeerd moeten worden, hoe lastiger het. In de opvolger van Toy Story, Een luizenleven (1998) zitten al veel complexere figuren zoals insecten en vele planten en bloemen. En ook Toy Story 2 (1999) is al ingewikkelder door bijvoorbeeld het weergeven van stoffen. Grote stappen zette Pixar echter met de introductie van het grote blauwe monster Sully uit Monsters en co. en het realistisch weergeven van de zee in Finding Nemo. Met name de laatste film moet een hels karwei geweest zijn. Want waar er in de voorgaande films soms nog wat gesmokkeld kon worden door de achtergrond niet in elk frame aan te passen, maar hetzelfde te laten als de beweging van de personages dat toeliet, kon dat in Finding Nemo niet. De lichtinval alleen al zorgt er namelijk voor dat de achtergrond constant in beweging moet zijn.

De jaren daarop volgden nog vele films: The Incredibles (2004), Cars (2006), Ratatouille (2007), WALL-E (2008), Up (2009), Toy Story 3 (2010), Cars 2 (2011) en Brave (2012). Elke film kwam met zijn eigen uitdagingen waar technische oplossingen voor gevonden moesten worden, zoals het snijden van groente in Ratatouille. Om niet elk afgesneden stukje wortel apart te moeten animeren, bedachten ze bij Pixar een stukje software waarmee de computer zelf kan invullen hoe het eruit moet komen te zien als een model (het mes) een ander model (de wortel) in stukjes hakt. Het is vanwege dit soort ontwikkelingen dat Pixar al zo lang als de beste in het veld wordt gezien. En hoewel ze inmiddels geduchte concurrentie hebben gekregen van grote studio’s als DreamWorks, blijven de mensen van Pixar gelden tot de top van de computeranimatiewereld.

Maar al deze techniek ten spijt: het primaire doel van Pixar is altijd geweest om een goed verhaal te vertellen. In de woorden van Edwin Catmull: “One of the things that differentiated us at the beginning is not the technology, but to make a good movie. It’s to use technology to tell a good story.”. En inderdaad: wie kijkt naar de films van Pixar zal voornamelijk een meeslepend verhaal vol humor aantreffen waar decennia aan technologische ontwikkeling achter schuilgaat.

Voorpret-alarm! Reizigers vertellen reizigers, campers (truck-camper & C-25) & presentaties
Kom 23 of 24 maart naar de Reizigersbeurs
Kom naar een infodag met special guests, zoals Travel Texas en indianen.
Meld je gratis aan